Augustus, een mooie donderdag. Een snelle jongen hijst twee meisjes op zijn Hobie 16 en kiest het ruime sop. Er staat een matige Zuidenwind. Het duurt niet lang of een windstoot doet de Hobie duiken. De boot kentert snel, de mast raakt de bodem en breekt. De boot drijft langzaam langs de kust. Op het strand proberen twee clubgenoten vruchteloos een kapotte reddingboot vaarklaar te maken. Paniek …………….

Dacht de schipper een Hobie 16 met een onervaren bemanning op zijn voetjes te kunnen houden bij een matige, ruimende landwind? Vond hij het niet nodig een anker mee te nemen? Vond de veiligheidscommissie het niet nodig beide reddingboten vaarklaar te houden, omdat er toch geen wedstrijd gevaren zou worden? En bijgevolg aanwezigheid van peut overbodig?

Half mei brak een harpje van de bridle van een Hobie 17. De boot bevond zich binnen het vaargebied van de club, maar was wel uit het zicht. Niemand op de club zag het ongeval. De vuurtorenwachter zag het wel. Hij waarschuwde via de marifoon de reddingbrigade. Deze was al bij de schipbreukelingen voordat zij hun handstakellichten konden afsteken. De vuurtorenwachter belde ook de roef. De reddingboot rukte meteen uit. Na een half uur zoeken ging de boot onverrichterzake terug. De vuurtoren werd gebeld voor een preciesere plaatsbepaling. Ruim een uur later, bij de tweede poging, kwam onze reddingboot bij de hulpeloze leden. Was er een marifoon aan boord van de redddingboot, dan was deze meteen door de vuurtoren naar de schipbreukelingen toegepraat.

Maar ja, hoe vaak dobbert een catzeiler zonder mast ergens op zee? En waarom zou je dan de sores die een marifoonlicentie met zich meebrengt op de hals halen?

In het het schap van een bekende leverancier van boten en toebehoren liggen paraplu-ankertjes. Gezien het formaat zijn ze alleen geschikt als sleutelhanger, maar ze worden verkocht aan wedstrijdzeilers. Zo voldoen de heren aan de voorschriften……. Ach, zij zeilen zo goed, en mochten ze toch omslaan dan is een reddingboot nabij.

Een ernstig ongeval bestaat meestal uit een serie kleine, op zichzelf betrekkelijk onschuldige ongelukjes. Nonchalance speelt hierbij in veel gevallen een rol. Het is mogelijk geen toeval dat de verdronken zeiler lid was van een ‘oude’ vereniging. Bij oude verenigingen heeft erosie van het veiligheidsbesef de meeste tijd gehad om stiekum binnen te sluipen. De meest verfrissende ideeën juist bij jonge, kleine verenigingen waar te nemen.

Het is zo lang goedgegaan dat we vergeten ons iedere keer af te vragen WAT KAN ER FOUT GAAN, HOE KUNNEN WE DAT VOORKOMEN EN HOE REDDEN WE ONS MOCHT ER ZICH TOCH WAT VOORDOEN. Wie zichzelf deze vragen niet stelt alvorens het water op te gaan kent zijn verantwoordelijkheden als schipper niet. Een schipper mag zich niet laten verrassen. Wie dit niet inziet hoort op het strand te blijven.

Voorkomen

Het weer. Dit is doorgaans de doorslaggevende factor bij de beslissing het water op te gaan. Het weerbericht in de krant beperkt zich steeds meer tot de temperatuur, het aantal uren zonneschijn en de kans op een bui. Het is net zo informatief als een blik uit het slaapkamerraam, dus onvoldoende. Belangrijk voor veilig varen zijn de ligging van depressies en de bijhorende fronten. Zij geven inzicht in de veranderingen die te wachten staan, gevaar voor mist, windschiftingen, windstoten enz.. Hier kan de schipper rekening mee houden.

Ondanks de ruim een miljoen watersporters in Nederland zwijgt de radio hierover op de bekende zenders. Het is zinvol de meteo van het dichtsbijzijnde vliegveld te bellen, Meteo Consult, de vuurtoren, Kustwacht of het havenkantoor. De laasten geven ook informatie over het water. De vuurtorenwachter weet gelijk of je er aan komt.

Het water. In eerste instantie volgt het water de wind met golven, die groter of kleiner zijn, afhankelijk van de windsterkte, windrichting en de diepte van het water. De aanwezigheid van een stevige deining zorgt bij weinig wind voor een gevaarlijke branding. Nabij banken kunnen dan grondzee‘n verwacht worden. Bij wind tegen stroom is het niet alleen langdurig opkruisen, de golven kunnen ook ongemakkelijk hoog en steil worden.

Langdurige harde Noordwestenwind drijft koud, diep oceaanwater naar de kust. Vooral in het voorjaar moet hiermee rekening worden gehouden. Zeekaarten geven de ligging van de banken aan, de geulen, de diepten, de betonning, gevaarlijke obstakels en summier de stroming. Voor de laatste biedt een stroomatlas meer duidelijkheid. De temperatuur van het zeewater is ook belangrijk. Een groot verschil in temperatuur tussen lucht en zeewater kan mist, windhozen of andere heftige natuurverschijnselen genereren. Vuurtorenwachters, kustwacht en havenmeester kunnen hierover helderheid verschaffen.

De boot. Wie het water opgaat hoort te weten hoe zijn boot reageert bij bovengenoemde omstandigheden. Type A reageert rustig op een windstoot door de loefromp uit het water te tillen, boot B gaat meteen op haar neus staan. Gaat zij rustig met de golven mee, snijdt zij er door heen of boort zij haar neus net zolang het water in totdat zij stil staat? Hoe goed kunnen schipper en bemanning haar varen? Team X zeilt ongestraft een Hobie 16 tot aan haar giek het water in terwijl team B ieder kwartier een fraaie salto maakt. Maar ook: Is de boot snel rechtop te zetten of kentert zij snel? En voor het water opgaan, de boot goed controleren: zitten de harpjes vast, is verstaging in orde? Is de mast waterdicht? Is de uitrusting in orde?

De kleding. Het water koelt het lichaam zeer snel af. Wind versterkt de afkoeling. Zorg daarom dat de kleding is aangepast aan de temperatuur van het water. De isolatiewaarde -en daarmee de veiligheid- van een droogpak is het grootst. Het is daarom in het voorjaar te preferen boven een steamer of nat-pak. Het lichaam verliest veel warmte op het hoofd. Hoofdbescherming in het voorjaar is geen luxe. Een overall houdt de wind goed weg van het lichaam, opvallende kleuren vergemakkelijken zoeken. Blauwe, groene en grijzige reddingvesten en overalls moeten worden vervangen door hard geel, oranje, rode of vibrerend lipstick-roze exemplaren. Reflectie-strips op reddingvest en overall verbeteren de zichtbaarheid in schemer en donker. Een reddingvest maakt het mogelijk te blijven drijven met armen en benen tegen het lichaam gedrukt.

Uitrusting. Het is onontbeerlijk iets mee te nemen om de aandacht van de roef, kustwacht, passerende schepen of vuurtorenwachters te trekken. Er is een ruime keus. Het ideale middel moet nog uitgevonden worden. Afhankelijk zijn van één middel is dom, een ongeval heeft dit op gruwelijke wijze duidelijk gemaakt.

Vuurpijlen of seinpistool. Het wordt aangeraden, bij sommige wedstrijden zijn zij verplicht, vuurpijlen mee te nemen. Echter, wij zeilen overdag, op de Noordzee. In de middag en tegen de avond staat de zon in het Westen en onze mooie vuurpijlen worden door het tegenlicht niet opgemerkt. Zij zijn alleen goed zichtbaar na zonsondergang, maar dan is er meestal niemand meer op het strand. Vuurtorenwachters die beroepshalve naar de zee turen, worden door Rijkswaterstaat uit hun torens gepest. Vuurpijlen zijn alleen geschikt om ‘s-avonds en ‘s-nachts de aandacht van passerende schepen te trekken.

Het Nico-seinpistool heeft de zelfde beperkingen als de vuurpijlen. Alleen die gloeiende spijkertjes zijn slechts enkele seconden een of twee zeemijlen zichtbaar. Dus niet echt een veilig idee.

Er is een elektronisch flitsertje in de handel. Het is klein, geeft een krachtig signaal en ‘s-nachts goed zichtbaar. Echter, het is geen erkend noodsignaal. Bij een onverhoopte zoekactie kan het uitstekend helpen. Voor ruim dan vier tientjes te koop, een schijntje.

Handstakellicht en rookpotje. Zij geven gekleurde rook af. Dit is overdag wel zichtbaar, als de rook niet door harde wind tegen het water wordt geslagen. Iedere zeevarende weet dat dit een internationaal noodsignaal is. Behalve de reddingboot van de club rukken ook de Kustwacht, de KNZHRM met snelle motorboten en de Koninklijke Marine met helicopters en Orions uit om de hulpbehoevende brandingzeiler te redden. Iedere zeekiezendende brandingzeiler dient minstens twee exemplaren in zijn overall te steken, samen met een zakje rode kleurstof. Dit geldt dus ook voor de bemanning!

Life-line. Een life-line moet bij koud water verplicht zijn. Hoor ik reeds Homerisch hoongelach in de kantine? Moet het gekreukelde sex-appeal van de modale brandingzeiler opgepept worden middels smeuïge berichten over verzopen collega’s in de krant? Het grootste gevaar voor een brandingzeiler blijft op zee van zijn boot te spoelen en zoek te raken.

Een goede musketonhaak kost twee tientjes èn de grootschoot valt niet meer in zee.

F- of V-vlag. De eerste is wit met een diagonaal rood vierkant, de tweede is wit met een diagonaal rood kruis. Iedere schipper, van kieljacht tot mammoettanker reageren hierop met hulp. De uitwerking op de modale brandingzeilerer is twijfelachtig.

Spiegeltje. Dit kan juist goede diensten bewijzen als het te licht is voor vuurpijlen en lichtkogels. Behoeft een beetje zon en af-en-toe een poetsbeurt. Kost nog geen tientje.

Zendertjes. Al een tijd te koop is het SARBE, Search And Rescue Beacon. Na het in werkingstellen geeft het langdurig een krachtig noodsignaal dat door satellieten gelijk wordt uitgepeild.
Kustwacht en aanverwante instanties rukken in dat geval met alle materieel uit, zij gaan als bloedhonden op het signaal af. Het apparaat heeft één nadeel: het geeft af en toe vals alarm. Kustwacht en Marine staan niet te springen om regelmatig voor Jan-met-de-korte-achternaam te zoeken. Het apparaat, soms ingebouwd in een zwemvest, kost evenveel als een Cattrack. Alleen aan te schaffen, c.q. te gebruiken met zendmachtiging.

Het meest afdoende is een kleine waterdichte marifoon: ,,Hallo KZVS, Hier is Gerrit Krukel, ik dobber met een gebroken mast 1500 m uit de kust voor het naaktstrand.” Wordt het bericht als gevolg van gekrakeel in de kantine niet opgevangen, dan bereikt het de vereniging wel via een telefoontje van de kustwacht. Omdat de marifoonkanalen 16,13 en 8 openbaar zijn, horen zij of het bericht ontvangen is en welke actie wordt ondernomen. De KNRM en de Orions blijven dan thuis.
Het apparaat is zo groot als twee vuisten, bereik15-25 km. Het is te verkrijgen vanaf ca 1000 gulden, waterdicht vanaf fl 1300,- exclusief de verplichte marifooncursus, examen en certificaat. In Nederland sinds kort toegestaan.

Alcohol. Een zeiler dient tijdens het varen nuchter te blijven. Niet uit angst voor indringstarts, of zatte Dart-20 piloten die zes Hobies op hun boegen willen rijgen. Alcohol schakelt het waarschuwingsmechanisme voor onderkoeling uit. Onaangenaam gevoel, rillen en klappertanden betekent gewoon dat het tijd is om de kantine te bezeilen voor soep, tosti’s en warme chocolademelk.

Andere zeilers. Tot slot, liefst het water opgaan als anderen ook varen. Zij kunnen behulpzaam zijn bij zoekacties of het rechtopzetten van een recalcitrante cat. Bij andere noodgevallen zal de hulp bestaan uit het halen van een reddingboot, wat bij ongustige wind en stroming geruime tijd kan duren. Het kan werken als clubgenoten in de buurt van elkaar blijven. Dat vraagt echter te veel van de zelfbeheersing van de catzeiler.