Nico van Putten, Bestuurslid NFB-Toerzeiler.
Zeilen langs zandplaten
Met een noordoosten wind, een stevige vijf Beaufort, waren we op die mooie augustusdag vertrokken. Stroom mee, helder zeewater, een blauwe lucht en heel veel zon. Met Willem Kammijer was ik op diens Prindle 16 op de terugtocht van onze eerste grote tocht langs de Waddeneilanden. Met ruime wind zeilen we full speed over het Wad ten zuiden van Terschelling. Langs de Koffieboonplaat, door het Oosterom. Het gaat nog harder waaien als we in de verte de Brandaris zien liggen, genoemd naar de Ierse zeevaarder en monnik Sint Brandanus uit de vijfde eeuw, die tijdens een zeven jaar durende tocht de wonderen der oceaan beschreef. Hij is de beschermheilige van de schippers.
Op de zuid-west punt van Terschelling trekken we de cat op de dijk van het Groene strandje. Meteen komt een deftige meneer uit zijn huis: “Kunnen jullie die schuit ergens anders neerleggen, jullie bederven mijn uitzicht”. We gaan maar niet in discussie en leggen de cat wat verder. Achter het prachtige strandpaviljoen de ‘Witte Walvis’, mogen we de zeilspullen neerleggen. We huren fietsen en gaan zwaarbeladen met spullen en tonnetjes naar Camping Dellewal, waar we ons tentje opzetten. De volgende dag maken we een fietstocht rond het eiland, eerst over de dijk aan de Wadkant, terug langs de Noordzee. Het drooggevallen, maar nog vochtige Wad glanst in de felle zon. De zilte zeewind, voert een heerlijke pittige geur van slik met zich mee. “Nico, wat een zonsverduistering”, zegt Willem, als een immense vlucht van grote sterns en kokmeeuwen voor ons langs vliegt. Op de Boschplaat zien we de vuurtoren van Ameland, door mij tot ‘Koninklijke paal’ gedoopt omdat hij in de vorige eeuw is opgericht door koning Willem III. We zitten naast strandwinde en ontdekken zeealsem, een heerlijk geurend bloempje dat de Terschellinger huisvrouw in de linnenkast legt om vlooien tegen te gaan.
‘s-Avonds zakken we door met John en Neeke, de uitbaters van de Witte Walvis.
De volgende dag staan we weer op het Groene strandje. Het water is al aan het zakken, we moeten helaas weer verder omdat de vakantie bijna voorbij is. We slepen de cat een eind door het slik naar het water. Zeilen lukt niet erg, want de wind valt weg. Voor ons doemt een zandplaat op die snel droogvalt. We kunnen er niet meer omheen en slepen de boot op onze rolletjes over de plaat. Een heidens karwei, zeker in deze hitte. Het zweet gutst van mijn lijf. Gelukkig komt er weer een beetje wind en zeilen we Vlieland voorbij.
Ouderwetse gastvrijheid op Texel
We landen op Texel bij de Cocksdorper Kustzeilvereniging, waar we goed ontvangen worden: Texelaar René Boon biedt ons, na een gezellige borrel, zijn strandhuisje voor de nacht aan. De volgende dag bel ik de vuurtorenwachter voor het weerbericht. De windvoorspelling voor vandaag en morgen is vijf a zes Beaufort. Willem is een verstandige zeiler, hij reeft het grootzeil. Er staat een geweldige branding die oerend hard tegen de zandbanken aanslaat. Pas als we een stukje uit de kust zijn, zien we de opening tussen de banken en zeilen door het witte schuim naar een woelige Noordzee. Ik sta anderhalf uur in de trapeze. Het tekort aan nachtrust wreekt zich: regelmatig dommel ik een paar sekonden in en schrik weer wakker als ik zeewater over me heen krijg. Dan word ik, als de cat achter een grote breker blijft steken, gelanceerd. De schade blijft beperkt tot een stukje tand dat afbreekt door het harpje van de trapezelijn. We landen bij catclub Westerslag. Hier krijgen we de sleutel van de container, we boffen want het weer is omgeslagen. ‘s-Nachts slapen we onrustig tussen surfplanken en zeilspullen met kletterende regen op het dak van de container. Als we de volgende dag vertrekken, komt een collega-zeiler naar ons toe, die aanbiedt de vuurtoren van Den Helder op te bellen, zodat de vuurtorenwachter ons in de gaten kan houden. We reven het grootzeil, want het waait weer lekker.
Ruige rollers bij de Razende Bol
De zee blijkt zeer onstuimig. Ik vind dat we beter terug kunnen keren, Willem, door mij ook wel ‘Stormy Bill” genoemd, vanwege zijn voorliefde voor ruig weer, wil doorvaren. We vinden elkaar in de afspraak niet verder te zeilen dan Den Helder. We zeilen over grote rollers door het Molengat met een sterke ebstroom tegen. Als de cat een golf beklimt, stuift hij vervolgens versnellend door het dal, waarna we met een douche van wit schuim de volgende breker nemen. De vuurtoren van Den Helder is duidelijk in zicht. Ik hoop dat ze ons ook zien. Aan de overkant van het Marsdiep ligt Den Helder. Willem wil naar de zandplaat Noorderhaaks, in de Razende Bol om daar te eten en rusten. Daar ben ik het volstrekt niet mee eens: met zeer onrustig weer en met de haven in zicht is er geen tijd te verliezen. We landen even op de Noorderhaaks, Willem kust het maagdelijke zand, waarna we meteen van wal steken. We zijn weer op zee als een zware bui aankomt. Nu in de trapeze staan is te gevaarlijk. “Houdt je vast”, schreeuw ik als een immens grote breker aankomt. Even verdwijnt de cat tot aan de giek onder water. Tot nu toe was het spectaculair zeilen, maar nu gaat het om overleven. De golven zijn plotseling zo hoog dat, in een golfdal, de wind zelfs een beetje wegvalt. We moeten laverend naar de overkant, maar overstag gaan gaat steeds moeizamer. Oppassen om bij het wenden niet om te slaan. Eindelijk hebben we genoeg hoogte bereikt om naar het strand van Den Helder te spuiten. We landen naast de Catclub. Vier surfers staan ons verbaasd aan te kijken, waaronder de toenmalig Olympisch kampioen Stefan van de Berg. “Ik had niet gedacht dat je met dit weer ook kan catzeilen”, zegt hij. “Je kunt nu beter surfen”. Maar zelfs dat is niet meer mogelijk, want de bui barst nog heviger los. Met zijn zessen leggen we de cat snel plat op het strand en houden hem stevig vast en laten de bui over ons heen komen. Op de catclub worden we daarna gastvrij ontvangen door Dick van der Laan. We mogen in de club slapen, maar dan kijkt hij naar een ruitje van de club waar kogelgaten in zitten van een onverlaat die hier ‘s-nachts heeft huisgehouden. “Kom jongens”, zegt hij. “Jullie slapen vannacht in mijn huis”. ’s Avonds vertelt hij ons over reddingen op zee die hij als brandweerman uit Den Helder heeft meegemaakt.